Samen duurzame energie opwekken wordt makkelijker

Het wordt voor buurtbewoners makkelijker om gezamenlijk duurzame energie op te wekken. Bij wijze van experiment mogen lokale energieprojecten op bepaalde punten afwijken van de wet. Dat schrijft minister Kamp van Economische Zaken vandaag aan de Tweede Kamer.

Gezamenlijk bezit zonnepanelen

‘Lokale initiatieven kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het doel om te komen tot meer duurzame energie,’ aldus Kamp. ‘Denk bijvoorbeeld aan buurtbewoners die gezamenlijk zonnepanelen of een windmolen bezitten.’

Van grootschalige naar kleinerere projecten

De huidige wet- en regelgeving gaat nu nog uit van grootschalige en centrale opwekking van energie. Vanaf 2015 wordt de wetgeving voor tien kleine (tot maximaal 500 aansluitingen) en tien grote (tot maximaal 10 duizend aansluitingen) projecten per jaar versoepeld. Kamp: ‘Op die manier stimuleren we lokale opwekking van energie. Ook kan de overheid bekijken op welke manier wetgeving in de toekomst aangepast kan worden om lokale opwekking van duurzame energie verder te steunen.’

Zelf tarief bepalen

De beheerders van lokale energieprojecten krijgen in de experimenten voornamelijk meer ruimte om hun project naar eigen inzicht vorm te geven. Zo mogen ze zelf bepalen onder welke voorwaarden en tegen welke tarieven ze hun eigen opgewekte duurzame energie kunnen afnemen.

Dynamisch afrekenen

Daarmee wordt het bijvoorbeeld beter mogelijk om duurzame energie in kleinere eenheden af te rekenen, bijvoorbeeld per kwartier. Nu geldt er vaak alleen een verschil in een dag- en nachttarief. De energie kan door dynamisch af te rekenen goedkoop geleverd worden op het moment waarop de energie ook daadwerkelijk via zonnepanelen of een windmolen wordt opgewekt. Tot slot mag het transport van elektriciteit naar afnemers, het netbeheer, bij kleine projecten in eigen handen blijven. Bij grote projecten blijft onafhankelijk netbeheer wel altijd een vereiste.

Als de experimenten succesvol zijn kunnen in de wet structurele aanpassingen plaatsvinden. Over vier jaar worden de experimenten geëvalueerd.